“Als ik het voelen kon:
Hij als ’t merg
in mijn rug…
Wat Hij ook zou vragen;
wil ik dan nog terug?” *
Adembenemend
was Je er –
rechts achter me –
en Je arm kwam
kruiselings
om mij heen.
En in mijn oor
fluisterde Je:
“Doe het voor Mij;
Ik wil je hier.
Ik heb je nodig.”
Ademstokkend.
Ik wil terug –
maar daar ben Jij
in mijn rug….
Ik wil niet los van Je!
Als Je er bent –
als Je met mij wilt gaan,
mijn kracht wilt zijn,
zal ik blijven.
Om Jou kwam ik toch
en om Jouw werking
in en door mij heen.
Mijn leven gegeven;
zoals wij Jouw Gave
vierden – op dat moment.
Kon het rakender?
En toch
werkt de twijfel….
Is het verbeelding….?
Dan had ik toch
iets anders verzonnen!
Jij gaat door
in het spoor
– Jouw spoor (!) –
dat mij hier-
heen voerde.
Ik heb
geen verweer….
* rug aan rug
I: XI Onbekend land 6
II: X Terugzien 2